Driehoekjes
In de tekening hierboven geldt: ABC is een rechthoekige driehoek met C als de rechte hoek. De lijnstukken AD, DF, FE, EC en CB zijn allemaal even lang.
Neem 's aan dat hoek A gelijk aan 20 graden is. Je kunt dan de hoeken uit gaan rekenen. Je krijgt dan zoiets als:
Maar dat klopt niet...:-)
Maar neem nu 's aan dat hoek A gelijk is aan 'x' graden. Kan je 't dan ook? De kunst is dan om hoek B uit te drukken in 'x'. Je weet dat hoek A en hoek B samen 90 graden is... en dan kan je dat vast uitrekenen.
Noem iets 'x', druk de andere onbekenden uit in 'x' en gebruik de eigenschappen om een vergelijking op te stellen die je kan oplossen. Lukt dat niet meteen probeer het dan 's met een concrete oplossing en probeer daarna dezelfde stappen met een variabele.
Lever de opdrachten 3 en 4 vrijdag in. De oplossingen van de opdrachten 1 t/m 4 deel ik daarna uit en er zijn weer 2 nieuwe problemen.