- Stel van elk van deze lijnen langs algebraïsche weg de formule op.
De 'algemene formule' voor de lijnen door het punt (3,0) is gelijk aan y=a·(x−3). Snijden met f zou 'mogelijke raakpunten' moeten geven. De punten waarbij a gelijk is aan de afgeleide in zo'n punt is dan een raaklijn.
Met de afgeleide kan je a uit drukken in x. Substiueren geeft een vergelijking waarmee je raakpunten kunt bepalen. Hoe moeilijk kan dat zijn?
De afgeleide:
f(x)=(5−2x)exf′(x)=−2ex+(5−2x)exf′(x)=(3−2x)ex
Dat geeft:
a=(3−2x)ex
Invullen:
(5−2x)ex=a(x−3)(5−2x)ex=(3−2x)ex⋅(x−3)5−2x=(3−2x)(x−3)5−2x=−2x2+9x−92x2−11x+14=02x2−4x−7x+14=02x(x−2)−7(x−2)=0(2x−7)(x−2)=0x=312∨x=2
Bereken de bijbehorende waarden voor a:
a1=(3−2⋅312)e312=−4√e7y1=−4√e7(x−3)a2=(3−2⋅2)e2=−e2y2=−e2(x−3)
Opgelost!
